Gerrit van Wuysthoff – een Hollandse pionier in Zuidoost-Azië

0
1055

Illustratie in ‘Vremde Geschiedenissen’ van Gerrit van Wuysthoff (in ‘De Oost-Indische Compagie in Cambodja en Laos’)

De eerste Nederlander en één van de eerste Europeanen die Laos in extenso bezochten was de koopman Gerrit Van Wuysthoff of Geeraerd van Wuesthoff, tijdens een door hem opgezette missie voor de Vereenigde Oostindische Compagnie, de VOC in 1641-1642.

Alhoewel ik al meteen moet corrigeren want dit gebied stond toen niet bekend als Laos maar wel als het koninkrijk Lan Xang Hom Kao of Lan Chang, het Land van een Miljoen Olifanten en Witte Parasols. Drie en een halve eeuw lang was dit één van de grootste vorstendommen in Zuidoost-Azië en alleen daarom al interessant voor de steeds op expansie van haar handelsactiviteiten beluste VOC. Substantiële stukken van het gebied van wat vandaag het noorden en oosten van Thailand vormt maakten overigens ooit deel uit van dit rijk. De omschrijving Laos moet bijna vierhonderd jaar geleden ook al in zwang zijn geweest want Van Wuysthoff verbasterde dit tot de benaming Louwenlandt…

De merkwaardige avonturen van Van Wuysthoff beginnen in feite in 1636. In die periode was de VOC volop bezig met de exploratie van Zuidoost-Azië en beschikte de Compagnie bijvoorbeeld al over twee handelsposten in Siam met name in Patani en in de hoofdstad Ayutthaya. Op 10 juni 1636 voer de Nederlandse opperkoopman Dirk Van Galen met de VOC-schuit Oudewater door het Muskietengat, naar de toenmalige Cambodjaanse hoofdstad Lovek of Longvek, een stad aan de Tonlé Saprivier, een zijarm van de Mekong, op ongeveer 50 km ten noorden van de huidige hoofdstad Phnom Penh. De stad was omstreeks 1553 door koning Ang Chan (1515-1566) als hoofdstad verkozen nadat de Siamezen Angkor hadden geplunderd en verwoest.

Van Galen werd er met alle egards ontvangen door de Japanse havenmeester maar hij ergerde zich al snel aan de, in zijn Calvinistische ogen, érg losse Cambodjaanse zeden en gewoonten. In zijn dagboek sprak hij schande over de blote borsten van de slechts in een schamel lendendoekje gehulde vrouwen. Over de liederlijke Cambodjaanse vorst Ang Tong Raechea (1608-1640) was hij al hélemaal niet te spreken. Van Galen kon zijn walging niet onder stoelen of banken steken wanneer hij neerpende hoe deze vorst, om zijn schier onuitputtelijke seksuele lusten te stimuleren een ‘giechelig makend’ kruidendrankje gebruikte dat hem oppepte tot ongeziene bedprestaties. Maar hij stoorde zich wellicht het meest aan de Portugezen, een stelletje ’rotkatholieken’ die hem blijkbaar bestendig voor de voeten liepen. Toch kon Van Galen Ang Tong Raechea overtuigen tot een lucratieve deal: hij mocht in naam van de VOC duizenden hertenvellen opkopen van Laotiaanse handelaren die de Mekong kwamen afgevaren. Sterker nog, hij kreeg zelfs toestemming om in Phnom Penh een pakhuis te bouwen als stapelplaats voor deze huiden.

Anthony Van Diemen (1593-1645) in Batavia

De VOC speelde hoog spel. Net zoals dit eerder in Siam gebeurd was, eiste ze een monopolie op de voor de VOC meest lucratieve handel, in casu de inkoop en uitvoer van hertenhuiden uit Cambodja. Deze eis had alles te maken met het verbod dat de Japanse keizer Togugawa Ietsuna in 1633 had uitgevaardigd voor Japanners om nog langer met het buitenland handel te drijven. Dit economische isolationisme speelde in de kaart van de Hollanders want om desalniettemin de aanvoer van overzeese producten te garanderen deed hij een beroep op de Hollanders. De Hollanders werden door de Japanners betaald met zilver en dàt werd dan weer gebruikt om stoffen en textiel mee aan te kopen die op hun beurt als betaalmiddel golden voor de specerijen die in de Oost werden aangekocht om dan met een schip volgestouwd met kruidnagels, foelie, nootmuskaat en kaneel naar Europa te zeilen.

De potente maar vooral erg geslepen Cambodjaanse koning was bereid de VOC dit monopolie te gunnen op voorwaarde dat Van Galen hem een handje zou helpen. De Cambodjanen vreesden immers een aanval op Lovek door de Siamese koning Prasat Thong en daarom vroegen ze aan Van Galen om hen de kanonnen te schenken van de Oudewater. Van Galen vond dit een uitermate belachelijk idee want hoe zou hij zich zonder scheepsgeschut, eens terug op de volle zee, kunnen verdedigen tegen de op de loer liggende Portugezen? Hij wees de deal dan ook resoluut van de hand wat dan weer de woede opwekte van gouverneur-generaal Anthony Van Diemen (1593-1645) in Batavia. Deze laatste was er erg veel aan gelegen om goede maatjes te blijven met de Cambodjanen. Deze door ambitie gedreven gouverneur-generaal, die tuk was op economische expansie speelde zelfs met het idee Cambodja in te lijven en te herdopen in Oud-Holland…

Khone Phapheng Falls in Laos

Het was dezelfde Van Diemen die in de lente van 1641 opdracht gaf aan Gerrit van Wuysthoff om Lan Chang of Laos te gaan verkennen. Laotiaanse handelaars waren een paar maanden eerder in Batavia verzeild met een uitnodiging van hun vorst Sulinya Vongsa (1618-1690), die in 1638 aan de macht was gekomen en die vandaag als één van de belangrijkste heersers van Lan Chang wordt beschouwd. Hij stond bekend als een beschermer van kunst en religie en was een intelligent heerser die er niet alleen in slaagde om vrede te sluiten met zijn machtige buur Ayutthaya maar ook de grens tussen Siam en Lan Chang wist vast te leggen. In het besef dat Lan Chang kwetsbaar was omwille van het feit dat de enige verbinding van het vorstendom met de zee via de Mekong liep ging hij om geopolitieke redenen op zoek naar een sterke zeevarende natie die de maritieme belangen van zijn rijk zou kunnen verdedigen. Hij meende dat de VOC voor deze rol in aanmerking kon komen en contacteerde daarom Van Diemen.

Op 20 juli 1641 vertrok Van Wuysthoff vanuit het VOC-stapelhuis in Lovek met 12 sloepen die waren beladen met geschenken en koopwaar over de Mekong naar Vientianne, de hoofdstad van Lan Chang, die door Van Wuysthoff in zijn reisjournaal steevast als Winckjan werd benoemd. De VOC-koopman moest niet alleen de Mekong in kaart brengen en de bevaarbaarheid onderzoeken. Een van de belangrijkste redenen voor deze expeditie was het goud in Lan Chang, veel goud dat tot verbijstering van Gerrit van Wuysthoff vaak, samen met zilver en edelstenen, in de grond onder de vloeren van de woningen werd begraven omdat de Lao verklaarden over meer dan voldoende weelde te beschikken… Maar hij moest uitkijken naar de mogelijkheden om zegellak, harsen en de grondstoffen voor wierrook aan te schaffen.

‘Eauweck hooft stadt van Cambodia’ Gezicht in vogelvlucht op Eauweck ofwel Lawec/Lovek/Khum Peam Lvek, Cambodja (1665) Johannes Vingsboom. Nationaal Archief.

Na een niet geheel vlekkeloos verlopen reis belandde hij in Vientiane waar hij met alle egards werd ontvangen en twee maanden lang aan het hof verbleef. Uit zijn dagboek blijkt dat hij een erg oplettende geest had en met oog voor detail aantekeningen maakte over de zeden en gebruiken van het volk en aan het hof.

Van Wuysthoff’s missie werd geen onverdeeld succes. Er zou nooit een VOC-post in Vientianne worden opgericht. De lange aanvoerroute met een reeks gevaarlijke watervallen maakte dit quasi onmogelijk. In Lan Chang had hij wel de nodige contacten gelegd en kon de VOC rekenen op de goodwill van de vorst en zijn entourage maar dat was niet het geval in Cambodja. Het was een paar maal tot vrij ernstige incidenten gekomen tussen de VOC en de Cambodjanen en na de dood in mysterieuze omstandigheden van Ang Tong Raechea verzuurde de relatie met zijn opvolger Batom Reachea (1616-1642) compleet. De jonge vorst moest niets van de Hollanders hebben en prefereerde het handel te drijven met de Portugezen. Wanneer Batom Reachea en zijn getrouwen door z’n halfbroer Ramathipadi I, beter bekend als Ponhea Chan (1615-1659), tijdens een staatsgreep worden geliquideerd is het hek helemaal van de dam. Ponhea Chan haatte de VOC en nadat een Hollandse delegatie verraderlijk over de kling was gejaagd besloot de VOC met vijf oorlogsbodems het Muskietengat te blokkeren. Dit werd het begin van het einde voor de VOC in Cambodja en Laos. Het Cambodjaanse avontuur van de VOC eindigde immers hier op 11 juni 1644 met een bloedbad dat 62 doden en 145 gewonden kostte. Het resultaat van een succesvolle hinderlaag die de Cambodjanen hadden gelegd. Een tot op het bot gefrustreerde Van Diemen wou wraak nemen en samen met de Siamezen Cambodja aanvallen maar deze plannen vielen na Van Diemens schielijke overlijden op 19 april 1645 in de VOC-residentie in Batavia, definitief in het water.

Van Wuysthoff’s reisverslag ‘Vreemde Reyse inde Conincrycken Cambodia ende Louwen door de Nederlanders en ’t geen daer tot den Iare 1644 is geschiet‘ werd een kwarteeuw later, in 1669 in Haarlem bij Pieter Casteleijn gepubliceerd. Het was het tweede boek ooit dat in het Westen over het mysterieuze koninkrijk Laos verscheen. Enkel de Italiaanse jezuïet Giovanni Filipi de Marini was hem drie jaar eerder, in 1663 voorgegaan met een boek dat grotendeels was gebaseerd op de bevindingen en verslagen van zijn collega-priester, de zendeling G.M. Leria die van 1641 tot 1648 in Vientiane zieltjes had proberen te winnen. Een ooggetuige van zijn aankomst in Laos in 1641 was nota bene Van Wuysthoff die erover in zijn dagboek schreef.

Peter Meijwes deed in 2007 voor de VPRO-radio de tocht van Van Wuysthoff van Phnom Penh naar Vientanne nog eens dunnetjes over. Deze reportage inspireerde dan weer John ter Horst voor het lekker weglezende boek ‘Muskietengat: Een vergeten geschiedenis van de VOC in Cambodja’. Een boek dat ik graag aanraad voor al wie meer wil weten over dit vergeten maar fascinerende stukje geschiedenis.


  1. Tino Kuis zegt op

    Interessant verhaal weer, Lung Jan, zo lees ik ze graag.
    Even over Vientiane, wat een Franse verbastering is van เวียงจันทน์ wieang jan (twee midden tonen). Wieang is een ommuurde stad en jan is sandelhout, de Sandelhoutstad dus. Van Wuysthoff zat met zijn Winckjan dus wat dichterbij dan de Fransen met hun Vientiane

    VA:F (1.9.22_1171)

  2. Erik zegt op

    Dank voor dit stukje geschiedenis!

    VA:F (1.9.22_1171)